by Zicht 2022 NR.3 (Thema: Schild der Zwakken) Zicht 2022 NR.3 (Thema: Schild der Zwakken)
Tweede kamer

De overheid een schild voor kwetsbaren… Wanneer gaan we ermee beginnen?

Overgenomen uit: Zicht 2022 NR.3 (Thema: Schild der Zwakken)

Vier jaar lang was Michiel Grauss (1970) wethouder armoedebestrijding en schuldenaanpak in Rotterdam, namens ChristenUnie en SGP. Een periode waarin hij de stad en haar bewoners nog beter leerde kennen. Voor het deltaplan dat hij samen met vele anderen in 2018 ontwikkelde, kreeg hij brede bijval in de Rotterdamse raad. De uitvoering ervan gaat nog steeds door, ook nu er een andere coalitie is aangetreden.

Hoe kijk je terug op vier jaar wethouder van de gemeente Rotterdam?

Heel dankbaar. Toen ik in 2018 als wethouder begon was het onzeker of de coalitie wel de vier zou volmaken. Het was een erg krappe raadsmeerderheid op basis van een samenwerking van zes partijen. In gebed heb ik toen samen met mijn gezin dezestap genomen. We waren ons bewust van de risico’s. Zo had ik geen terugkeergarantie voor mijn vorige baan bij de gemeente Rotterdam.

Dus de dankbaarheid overheerst. Te meer omdat in die vier jaar de armoede onder Rotterdamse kinderen terugliep van 20,6 naar 16,6 procent Elk jaar 1 procentpunt er af! Sneller dan in de andere grote steden en het verschil met het landelijk gemiddelde is enorm, want dat daalde in die vier jaar met maar 0,9 procent.

Het aantal arme kinderen nam af. Daarnaast hebben we twee keer zoveel kinderen weten te bereiken met sport en cultuur, zodat ze kunnen bewegen of samen met anderen iets kunnen doen. De gemeente werkt hiervoor samen met allerlei sportclubs en andere organisaties. Zij krijgen hier subsidie voor. We hebben ook twee keer zoveel mensen dan in de vorige collegeperiode uit de problematische schulden weten te krijgen. De laatste twee jaar zaten we ruim boven de 4000 mensen per jaar. Een ander fraai resultaat is dat de uitval uit het schuldsaneringstraject werd gehalveerd.

Ben je tevreden met de bereikte resultaten?

Nee. Door de coronacrisis konden we helaas geen verdriedubbeling realiseren. Dat was denk ik haalbaar geweest. Ga maar tot het uiterste, zo was mijn opdracht aan de ambtenaren. En ze hebben dat ook gedaan. Samen met talloze organisaties en vrijwilligers in de stad. Ik geloof niet in een aanpak door de overheid alleen.

De nieuwe coalitie in Rotterdam is na de zomer aangetreden…

Ik vond het wel spannend na de afgelopen verkiezingen. Hoe zal het verder gaan? Maar ik was wel verrast dat alle intensiveringen waartoe de raad de afgelopen vier jaar had besloten werden voortgezet. Geweldig. En er komt nog eens 5 miljoen euro per jaar bij, ondanks de krappe financiële situatie van Rotterdam. Daar spreekt brede waardering uit voor de aanpak in de vorige periode.

Wat mis je nu het meest?

De wekelijkse huisbezoeken bij mensen thuis. Ook in coronatijd gingen we daarmee door. Heel voorzichtig, met allerlei voorzorgsmaatregelen en afstand houden, natuurlijk. Maar nodig was het wel. Armoede trekt zich immers niets aan van een epidemie.

Wethouder Michiel Grauss in gesprek met ambassadeur Donovan Felter.
Bron: Twitter.com. Gemeente Rotterdam 9 november.

Welke bijzondere gebeurtenissen staan nog levendig bij Jou op het netvlies?

Een basisschooldirecteur in Rotterdam-zuid vertelde mij over een leerling bij hem op school. Haar situatie bezorgde hem buikpijn. Want de moeder van dat meisje was door corona overleden. Haar vader was al jaren niet meer in beeld. De huur van de woning zou opgezegd worden. Het meisje zou daar door niet alleen haar moeder verliezen, maar ook de vertrouwde omgeving van school en buurt. Haar tante waar ze naar toe zou gaan, woonde in Spijkenisse. Kortom, een heel schrijnende situatie.

Helaas kon ik de basisschooldirecteur tijdens het gesprek niets anders beloven dan dat ik mijn best zou doen. Uiteindelijk heeft de
woningcorporatie aangeboden dat het huurcontract overgenomen kon worden door de tante van het meisje. Bij alle verdriet dat het
meisje had, is dit toch wel een heel mooi gebaar van troost.

Een andere situatie kwam ik in het noorden van de stad tegen. Een leerkracht maakte zich zorgen over een kind dat een ‘stuiterbal’ was in de
kas. Een schoolmaatschappelijk medewerker is toen bij het kind thuis geweest. Wat bleek? Het gezin sliep op matrassen op de kale betonnen
vloer. Verder was er zo goed als niks in huis. Met een paar hulpfondsen is toen een fatsoenlijke inrichting van de woning gerealiseerd, de Voedselbank is ingeschakeld, et cetera. Een halfjaar later was het kind geen ‘stuiterbal’ meer in de klas. Ook waren de leerprestaties beduidend
verbeterd.

Met gemak zouden meer voorbeelden te noemen zijn. Dit zijn er twee over kinderen waarvoor de situatie veel beter is geworden. En zoals je merkt, dat doet de gemeente niet alleen, maar samen met andere instanties. Als wethouder kun je ook in concrete situaties iets voor een ander betekenen. Meestal komt het daarbij aan op een goede samenwerking met anderen.

Zijn zulke situaties typerend voor een stad? Of heeft een dorpsgemeenschap op het platteland er ook mee te maken?

Dit kan zich overal voordoen. De aantallen zullen op het platteland lager liggen dan in de stad. Maar in een dorp is de schaamte vaak weer groter. Om hulp vragen doe je dan pas als het echt helemaal niet meer gaat. Anderzijds hoop je dat dankzij de sociale controle mensen het eerder zien. Overigens moet je niet te licht denken over de stap om het anderen te zeggen. Dat is voor de meeste mensen een heel hoge drempel.

Hoe kunnen we die drempel verlagen?

Je kunt bijvoorbeeld leerkrachten helpen om signalen te herkennen die erop duiden dat de thuissituatie van een leerling problematisch is. Vervolgens is het zinnig om die leerkracht of de schoolmaatschappelijk werker te trainen in de manier waarop zij of hij de ouders van het kind aanspreekt. De medewerkers van een Centrum voor Jeugd en Gezin kun je ook zo’n training geven. En zorgmedewerkers. Een huisarts bijvoorbeeld. Die kan een pilletje voorschrijven, maar ook doorvragen. Wat is er nou echt aan de hand?

Wat kunnen politici en bestuurders zelf doen?

Vanuit het gemeentehuis of stadhuis ga je het niet redden. Je moet het dorp, de stad, de woonbuurten in. Ga er alsjeblieft op uit, zou ik tegen alle politici zeggen. Praat met vrijwilligers van een voedselbank. Zij doen daar soms al lange tijd vrijwilligerswerk en hebben een relatie met de mensen die daar boodschappen komen halen. Ze kennen die mensen.

Natuurlijk kun je ook alle notities en stukken lezen. Maar ik heb in al die jaren dat ik raadslid was nooit een briefje gekregen met de boodschap dat het mis gaat bij een gezin. Daarvoor moet je toch echt van achter je bureau vandaan komen.

Wanneer je de situatie buiten het gemeentehuis goed kent, helpt je dat ook în het debat, zo is mijn ervaring. Als wethouder deed ik het niet voor mezelf of voor mijn politieke club, maar voor die kinderen. Als raadslid moet je ook toetsen of een wethouder hart heeft voor de zaak en welke motieven een rol spelen. Ik vroeg raadsleden vaak om suggesties. Armoede is zo’n complex probleem, dat kun je niet in je eentje bestrijden. Van elke partij in de raad heb ik voorstellen gekregen, behalve van de PVV-fractie. En waar dat maar kon, heb ik ideeën opgepakt, overgenomen en in het beleid verwerkt. Raadsleden zijn volksvertegenwoordigers. Zij zien dingen, zij ontmoeten mensen, zij horen anderen die ik niet hoor, zij hebben daar vast ideeën over. En wanneer een voorstel werd uitgevoerd of het plan gerealiseerd, dan nodigde ik bij de
presentatie ook bewust de initiatiefnemer vanuit de raad uit om erbij te zijn.

Het duurde wel even voor je uit de startblokken kwam, zogezegd.

Ja, het eerste jaar was lastig. Het kost immers tijd om met een goed doordacht plan te komen. Met allerlei ervaringsdeskundigen, wetenschappers en met alle fracties ben ik eerst het gesprek aangegaan. Het doel was om met een goed doortimmerd verhaal te komen. Hierdoor hield ik aan budget het eerste jaar zo’n 3 miljoen euro over. Daarover kwam wel gedoe in de raad: hoe kun je nou geld overhouden terwijl de armoede in Rotterdam het hoogste is van heel Nederland?

Hoe reageerde je op dat verwijt?

Tegen de raad heb ik gezegd dat geld uitgeven niet mijn doel is. Een wethouder armoedebestrijding moet niet met geld gaan strooien. Het is gemeenschapsgeld waar je zorgvuldig mee moet omgaan. Mijn doel is effectief te zijn. Samen met alle betrokkenen eerst een goede aanpak bedenken en daarbij passende maatregelen die effect sorteren.

Noem eens een voorbeeld van een onderzoek wat je voor het ‘deltaplan armoede’ hebt gebruikt?

De minima-effectrapportage van het NIBUD. Daarbij hebben we gekeken naar welke groepen in de samenleving echt in de knel zitten. Het NIBUD-rapport brengt in beeld hoe de situatie is voor mensen met een inkomen op 100% bijstandsniveau, vervolgens voor TIO, 120 en 130 procent. Bij bepaalde groepen zag je dat als ze 10 of 20 procent bruto meer gingen verdienen, ze er netto toch op achteruit gingen. Dat is de beruchte armoedeval

Ook viel op dat er veel vaker sprake is van armoede in gezinnen met twee of meer tienerstussen 12 en 18 jaar. Ouderen daarentegen zaten volgens de NIBUD-plaatjes altijd in de groene cijfers. Dat komt bijvoorbeeld door het zgn. AOW-tegoed van 450 euro per jaar dat de gemeente Rotterdam aan armere ouderen beschikbaar stelt.

De uitkomsten van de NIBUD-rapportage leidden tot een verruiming van het jeugdtegoed. Het bedrag werd verhoogd naar 500 euro per jaar en de grens om ervoor in aanmerking te komen werd verlegd van TIO naar 130% van het sociaal minimum. Dat betreft een grote groep gezinnen.

De gemeenteraad verzette dus de bakens?

Zeker. Qua beleid is de afgelopen vier jaar voor een andere koers gekozen. Op basis van de economische theorie wordt vaak gesteld dat je drempels moet opwerpen, om te bereiken dat alleen echte probleem gevallen een uitkering krijgen. Zo vond de vorige coalitie in Rotterdam dat je pas na 5 jaar in armoede een individuele uitkering kunt aanvragen van 50 euro per maand. De huidige coalitie wijzigde dit in 120 euro na 1
jaar armoede. Dat is een heel grote stap. En ik vind het ook een verbetering, maar naar mijn smaak gaan we hiermee toch niet echt het verschil maken.

Waarom nief? Leg dat eens uit.

Mijn twijfels gaan vooral over de effectiviteit van zo’n regeling. Ook het feit dat er zoveel regelingen naast elkaar bestaan. Dertien in totaal. Ik zou graag naar minder regelingen willen. Minder maar wel robuuster. Zodat de administratieve belasting een stuk lager uitvalt.

Naast armoedebestrijding behoorde de aanpak van problematische schulden ook tot je portefeuille.

Ook hierover heb ik heftige debatten meegemaakt, met name over de aanpak van jongeren die în de schulden zaten. De fractie van Leefbaar vond dat je die jongeren niet moest helpen, omdat ze domme dingen hebben gedaan. Slecht gedrag moet je niet belonen, maar bestraffen, zo klonk het in de raad. Nou ben ik ook niet voor een lievige, slappe aanpak. Maar het punt is dat allerlei onderzoeken laten zien dat deze jongeren als gevolg van hun schulden stoppen met hun opleiding. Dat blijkt de kortste route richting de bijstand te zijn. Ook lonkt dan vaak het pad van de criminaliteit. Als je daar al jong mee begint, gaat het van kwaad tot erger. Terwijl de samenleving deze jongeren juist hard nodig heeft, als vakman, in de zorg, bij de politie of het onderwijs. Met een veel kleiner bedrag dan een jarenlange bijstandsuitkering kun je ervoor zorgen dat die jongeren naar school blijven gaan en hun opleiding voltooien.

Die rekensom klopt zondermeer. Maar voor veel mensen voelt het wat vreemd en onrechtvaardig aan om een schuld zomaar kwijt te schelden.

Dat begrijp ik helemaal. En kwijtschelden moet je ook niet zomaar doen. Jongeren met schulden hebben vaak fouten gemaakt. Dat moeten ze inzien. Het belangrijkste is echter dat ze ervan leren. Daarom wordt er wel degelijk een tegenprestatie van deze jongeren verwacht. Maar de samenleving als geheel is ermee gediend dat zij hun opleiding afronden en zinvol werk gaan doen. Het helpt enorm om het gesprek aan te gaan
met MBO’ers die met schulden worstelen. Wat zijn de redenen voor schooluitval? Kijk goed welk effect het huidige beleid heeft. Heb dan de moed om het over een andere boeg te gooien. Mijn visie is: behandel die jongeren zoals je zelf met je eigen kinderen in zo’n situatie zou doen. Iedere ouder wil immers dat z’n kind leert van fouten maken. Maar als ouder wil je ook dat je kind verder kan, perspectief krijgt en gemotiveerd wordt om het anders te gaan doen.

Deze Zicht-editle gaat over de overheid als schild voor kwetsbare mensen. Een schild heeft een afwerende wethouder naar deze Bijbelse metafoor?

Op basis van wat ik in de samenleving om mij heen zie, denk ik dat de overheid voor een flink deel het probleem is. Zij is in de beleving van veel burgers geen schild, maar een schutter die pijlen afschiet waardoor mensen gewond raken.

Heb je daar voorbeelden bij?

De grootste schuldeiser en incasseerder is de overheid. Zij is preferent, dat wil zeggen dat zij voorrang heeft op alle andere schuldeisers. En de overheid is, zeker in het verleden, vaak hardvochtig geweest jegens goedwillende burgers. Vooral de Belastingdienst en het CJIB, de instantie die bekeuringen int. Vroeger was met deze instanties geen betalingsregeling te treffen. Inmiddels is dat gelukkig veranderd. Een ander voorbeeld is de toeslagenaffaire. Je zult maar denken dat je alles correct geregeld hebt, terwijl de kinderopvanginstelling fouten maakt en jij vervolgens alle uitbetaalde toeslagen van de afgelopen drie jaar ineens moet terugbetalen. Vaak is dat een groot bedrag dat bijna niemand ineens kan ophoesten. Mensen gaan in paniek hun huis verkopen en alles bij elkaar schrapen om de vordering op te brengen. Ouders gingen soms veel kleiner wonen en brachten hun kinderen onder bij grootouders. Komt vervolgens de kinderbescherming langs die hen ervan beschuldigt geen goede ouders te zijn, zodat de kinderen naar een jeugdinstelling gaan. Dan is de overheid toch echt geen beschermend schild voor de zwakken, maar een vijand die het op je ondergang gemunt heeft. Bizar.

Wat maakt jouw verontwaardiging hierover zo groot?

Dit is zo funest, omdat het slechte overheidsoptreden het vertrouwen ondermijnt. Dat heeft verstrekkende gevolgen. Zo komen mensen niet naar de overheid met hun hulpvraag. Want wie weet, moet je op een kwade dag alles ineens weer terugbetalen omdat je een vakje niet hebt afgevinkt of een formuliertje onvolledig invulde.

Fraude is opzettelijk proberen de boel te bedriegen. Fraudeurs moet je stevig aanpakken, daar ben ik helemaal voor. Maar een vergissing maken, dat is geen fraude. Een vorm van coulance is dan op z’n plaats. Of een straf die te behappen is, die in verhouding staat tot de gemaakte fout.

Hoe komt de overheid tot zo’n houding om burgers het leven zuur te maken? Wat voor geest zit erachter?

Daar heb ik in de afgelopen vier jaar meer dan eens over nagedacht. Ik kom bijvoorbeeld vooroordelen tegen, zoals ‘arme mensen zijn lui’ en ‘schulden zijn het gevolg van foute keuzes! Maar dit klopt meestal niet of op zijn minst niet helemaal. Zo heeft stress heeft heel veel impact op mensen. Als je langere tijd onder grote druk staat, zie je dat mensen gaan roken of drinken. Om hun hoofd een beetje tot rust te krijgen. Maar
voor hun portemonnee of gezondheid is dat onverstandig.

Een mevrouw die al jaren in de bijstand zit en botje bij botje moet leggen, had op een gegeven moment een nabetaling gekregen waardoor ze ineens iets te besteden had. Wat doet zij met dat geld? Zij gaat een middagje uit met de kinderen naar McDonalds. Misschien niet zo verstandig, maar wel heel begrijpelijk als je bedenkt dat ze zoiets jaren lang niet kon doen.

Ís armoedebestrijding wel een primaire taak van de overheid? Moet de overheid dat per se zelf doen?

Hoe kan die houding bij de overheid veranderen?

De overheid moet dat zeker niet op haar eentje doen. Elk jaar weer wordt er in de stad Rotterdam veel meer aan armoedebestrijding gedaan buiten de overheid om dan wat de gemeente zelf doet. Ook al krijgt de gemeente miljoenen van het Rijk, zij haalt dan nog bij lange na de samenleving niet in. Neem het onderzoek ‘Tel je zegeningen’. Dat is in 2008 uitgevoerd en in 2020 herhaald. Dit onderzoek toont dat vele vrijwilligers in allerlei sportclubs, verenigingen, kerken en religieuze organisaties actief zijn voor heel veel mensen. De waarde van dit werk is onbetaalbaar. In het onderzoek wordt daar een prijskaartje van meer dan 200 miljoen euro per jaar aangehangen. Dat zegt niet alles, maar het geeft wel een idee van de impact van dit werk.

Afgelopen zomer maakte ik het volgende mee. De energietoeslag was in eerste instantie beloofd voor mensen tot 130% van het sociaal minimum, conform het lokale armoedebeleid. Maar de rijksoverheid beperkte later de doelgroep tot 120%. Als college waren we demissionair, dus we konden niets zelf besluiten. In de gemeenteraad bleek de nieuwe coalitie zich al af te tekenen. Zij zag het probleem wel, maar wilde eerst het totaalplaatje rond hebben en dan zelf een voorstel doen. Dus zat ik met lege handen voor een grote groep armere mensen die hun energierekening niet kunnen betalen. Dat vond ik heel moeilijk, pijnlijk ook, omdat er wel verwachtingen waren gewekt. In de week waarin dit speelde, werd ik uitgenodigd voor een jubileumbijeenkomst van het fonds Bijzondere Noden in de Laurenskerk. Ik heb daar gesproken en ook over deze kwestie mijn zorgen op een eerlijke manier gedeeld met de directeur van dat fonds. Nog herinner ik me dat ik de dag na het teleurstellende debat op de fiets zat en werd gebeld door burgemeester Aboutaleb. Hij berichtte mij dat het fonds Bijzondere Noden een gift van maximaal 15 miljoen euro beschikbaar stelde om het beschikbare budget voor de energietoeslag aan te vullen, zodat Rotterdammers met een inkomen tot 140% van het sociaal minimum hiervoor in aanmerking kunnen komen. Om stil van te worden. Er kwam hulp uit geheel onverwachte hoek.

Wat ik hiervan leer? Het is altijd goed om de problemen eerlijk te benoemen. Ook ondervond ik de kracht van het gebed op een kennelijke manier. Armoedebestrijding is een te grote taak voor de overheid alleen. Gelukkig zijn er vanuit de samenleving veel positieve krachten. Die zou de overheid veel meer moeten benutten en waarderen.

Mijn ervaring is dat het enorm helpt als je direct met de mensen spreekt die ervaring hebben met armoede en schulden. Daarom nam ik om de beurt de andere collegeleden mee om ook hen in contact te brengen met mensen die worstelen om hun huishoudboekje op orde te krijgen of te houden. Zij vertellen dan hun verhaal. Soms zeggen ze ronduit dat ze domme dingen hebben gedaan of fouten hebben gemaakt. Die eerlijkheid is ontwapenend. Door het gesprek aan te gaan, blijf je als bestuurder niet op afstand staan, maar ontmoet je medemensen. Dat vergroot het begrip enorm.

Ook ben ik ervan overtuigd dat het veiligheidsdomein het sociaal domein nodig heeft — en andersom. Dan denk ik aan hoe het sommige daklozen vergaat. Als die ergens rondhangen waar dat niet mag, krijgen ze een boete. Soms verzamelt een dakloze heel wat boetes. Van betalen komt het niet, want die bekeuringen bereiken hem niet eens omdat hij geen woonadres heeft. Maar wanneer zo’n dakloze uit een hulpverleningstraject komt, een baantje heeft en een woning krijgt toegewezen, dan rolt ineens die ris boetes door de brievenbus. Of meneer die maar wil betalen. Hij krijgt meteen loonbeslag opgelegd.

Op z’n Rotterdams gezegd: ze proberen op de kade te klimmen en de overheid duwt ze gewoon weer terug, het water in. Precies. En nou vráág ik je: is de overheid een beschermend schild? Nee, ze schiet de ene na de andere pijl op die kwetsbare af die  net de weg terug heeft ingeslagen. Ik vind dat we dit echt anders moeten aanpakken. Laat die boetes maar in het systeem zitten en laat de ex-dakloze eerst z’n best doen om
te bewijzen dat hij z’n leven weer op de rails heeft. In een jaar of twee à drie kun je stapsgewijs die boetes kwijtschelden. Als een extra stimulans. Ik zou heel graag willen dat de overheid een schild voor de zwakken is. Maar zullen we er eerst eens mee beginnen.

Bekijk ook deze artikelen eens!