by Arie de Jong Arie de Jong Geen reacties
school-ge136e1a46_1920

Kijk uit je doppen en geef studenten ruimte te vergroenen. Een werkwoord

Arie de Jong - erelid VGSW

Dit artikel is een bewerking van ‘Kijk uit je doppen en geef studenten ruimte te vergroenen. Een werkwoord’, Arie de Jong, 2021 in Innoveren en blijven leren. Onze nieuwsgierige blik op de toekomst en Aeres Hogeschool Wageningen. Red. Frank de Jong e.a., 2021

Lente. Toenemende daglengte, stijgende temperaturen. En hoewel wij als mensen, afhankelijk van onze wensen en beleving, spreken over een nat voorjaar, een droog voorjaar, een warm voorjaar, een koud voorjaar, al dan niet geregeerd door de IJsheiligen, verschijnen de eerste trekvogels, verschijnt het Citroentje, fladdert het Oranjetipje boven de Pinksterbloemen en Look-zonder-Look. Het Winterakonietje markeert het voorjaar en het Winterkoninkje zingt zijn uitbundige liedje. De een na de andere boom bot uit tot een uitbundig groen palet. Vergroening in allerlei vormen en groene kleuren.

Of in andere woorden: de fotosynthese zet CO2, onder invloed van licht om en het bladerdek vormt de ‘zonnepanelen’. Zonder deze fotosynthese geen leven op onze aarde. ‘Onze aarde’? Die delen we toch met vele andere schepselen, die allemaal hun plekje hebben in het grote geheel, waarvoor wij mensen recent termen als ‘ecosysteem’ of ‘biodiversiteit’ zijn gaan gebruiken? We zijn in verlegenheid gebracht door de complexiteit van – ik gebruik het woord ‘schepping’ maar – de complexiteit van de schepping en zoeken woorden om die complexiteit te duiden en onze eigen plek te accentueren.

In dit artikeltje ga ik in op het vergroenen van onze samenleving. En dan is het onvermijdelijk ook te spreken over het vergroenen van het onderwijs, voortgezet, beroeps-, hoger en universitair onderwijs. En het is onvermijdelijk te spreken over vergroenen van jezelf. Uiteraard is daar veel over geschreven en gedacht. Denkend aan mijn eigen onderwijservaring herinner ik mij dat ik in de tachtiger jaren van de vorige eeuw nieuwe modules ontwikkelde over ‘mestbeleid, mineralenbalans’, ‘aantasting van de ozonlaag’ en over ‘landbouw en landschap’. Razend populaire modules in die jaren. Overlays voor de Overheadprojector over ‘zure regen’ en het ‘broeikaseffect’. Grafiekjes met dalende aantallen Cantharellen in de bossen en Dotters in de slootwal. Waarschijnlijk niemand die zich dat herinnert. Maar ruim 20 jaar later zei een oud student: “Ik weet nog dat we op onze rug in het gras tegen de dijk lagen en luisterden naar de overvliegende Tureluurs en Grutto’s. ‘Kun je je
voorstellen dat het stil is, omdat ze er niet meer zijn?’, vroeg jij. Nee, dat konden we ons toen niet voorstellen”. Alle grote vraagstukken van deze wereld hebben met ‘groen’ te maken: voedselzekerheid en voedselveiligheid; biodiversiteit; CO2 management en klimaat; stikstof en eiwittransitie; fosfaat; maar ook indirect migratie. Het menselijke consumptiepatroon vraagt om de inzet van grondstoffen, energie en arbeid. Frederik van Eeden beschreef het treffend. Hij had Nederland op het oog. Er waren nog geen SDG’s, Social Development Goals, geformuleerd, maar hertalen naar modern 21ste eeuws Nederlands is niet erg lastig. En contextualiseren anno 2023, waarbij de ‘landsgrenzen’ wegvallen, kan moeiteloos.

Onderwijs speelt een cruciale rol in het realiseren van de SDG’s. Dat vraagt relevante kennis en kunde, maar vooral ook een houding, doordrongen van het belang voor de mensheid en het respect voor medeschepselen. Kortom: een belangrijke oriëntatie voor de lerenden en studerenden.

Groene beroepsprofielen

Het lijkt eenvoudig om op basis van de SGD’s voor het onderwijs, op welk niveau en voor welke beroepsgroep dan ook, een kennisbasis inclusief vaardigheden te formuleren. Onderwijs wordt een sleutelpositie toegekend (Mertineit, 2013; LvDO, z.d.)

In aansluiting op Mertineit is het goed te beseffen dat ‘groene beroepen’ niet bestaan of dat er in elk geval geen consensus is over wat een ‘groen beroep’ inhoud (Mertineit, 2013, p. 10, 22). Nou ja, mogelijk is de boswachter een ‘groen beroep’ – en velen wilden dat ooit worden. Maar de hovenier, de boer, de ranger, de bloemist, de onderzoeker, de adviseur, de docent, de lector of de dierverzorger zijn niet per definitie groen en zeker heeft niet iedereen vanwege persoonlijke doelen en ‘normen en waarden’daar dezelfde beelden bij,. Doordenkend op het Brundtland rapport, waar aangegeven wordt: “Sustainable development is not a fixed state of harmony, but rather a process of change” (Brundtland, Gro Harlem, 1987, p. 7) pleit ik voor ‘vergroening’ , aangezien dat begrip niet uitgaat van een statische beschrijving, maar van een ontwikkelingsrichting: vergroenen als werkwoord. Uiteraard moet het gesprek gevoerd worden wat ‘vergroenen’ is en wat ‘duurzaam’ is. Bij duurzame ontwikkeling draait het om “ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden, zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen”. Nu is ‘behoefte’ een tamelijk rekbaar begrip. En omdat er geen productieproces te bedenken is, waarbij de input (benodigde grondstoffen en energie) resulteert in een output van 100% ten opzichte van de input, is er sprake van onvermijdelijke verliezen. Reduce, Reuse, Recycle helpt. Het zou beter zijn als de consument beseft dat de eerste overweging vóór aanschaf van een product is: ‘Refuse, why not?’

De beschrijving van groene beroepsprofielen zal in de dynamiek van de samenleving algauw achterhaald zijn. Wel is het van belang om de fundamentele kennisbasis te overdenken. Mertineit, Maar denkt nu eens na, is er wel een onzinniger toestand denkbaar dan die thans bestaat? Miljoenen lijden gebrek en er is overproductie. Duizenden gezinnen hebben geen voldoende voedsel, geen woning, geen kleding, en zwoegen zich dood […]. Ziet de dingen eenvoudig aan, zoals ieder ze kan zien, en vraagt u af of het niet op een dolhuis lijkt. Men vreest dat er niet genoeg gewerkt zal worden bij verandering van den toestand, en duizenden lopen rond en kunnen niet werken, omdat hun geen werk gegund wordt. En er zijn er duizenden die 12, 14, 16, soms 18 uur werken van de 24, en dat zijn de armsten. […] Miljoenen hebben tekort, en moeten leven van aardappelen en water, en hebben geen voldoende woning, geen brandstof en geen dekking. En onderwijl, let goed op, en onderwijl zwoegen die armen twaalf of veertien uur van de vierentwintig om stalen pennen zoo goedkoop mogelijk te maken, of lucifers, of paraplu’s of poederchocola of garenklosjes, of andere min of meer overbodige zaken of prullen. (Frederik van Eeden, ‘Werk en brood’, 1897, geciteerd door Woud, Auke van der, 2021, Het landschap De mensen. Nederland 1850 – 1940. Prometheus, Amsterdam.

cannot be reduced to individual vocational subjects or occupations’ en ‘Furthermore, environmental protection, resource efficiency and renewable energies should be anchored in curricula on the level of vocational training and continuing education, supporting the process with human resource measurements and greening TVET institutions.” Een paar trefwoorden bijvoorbeeld: de fotosynthese, thermodynamica, ecologische relaties. Maar bedt ze wel in ervaringsleren. Wat Mertineit schrijft over het beroepsonderwijs kan toegepast worden voor andere vormen van onderwijs en training.

De onderliggende houding van docenten en docentopleiders dient m.i. verwondering en verbazing te zijn, zodat leerlingen en studenten in hun leren ruimte krijgen, ruimte hebben en ruimte kunnen nemen om zichzelf te verwonderen. Als opleider zou je niet in de valkuil moeten trappen zelf te willen bepalen waar een student zich over zou moeten verwonderen of verbazen. Wel kan de verwondering van de opleider aanstekelijk zijn. De citroenzuurcyclus kan iemand verwonderen, de Kalium/Natrium balans, de relatie tussen Pimpernelblauwtje – Moerassteekmier – Grote Pimpernel, de kleuren van Wilde Akelei of de Weerschijnvlinder in het zonlicht, jagende Laatvliegers, tuimelende Spreeuwenzwermen, een blatende schaapskudde met lammeren, waarbij ieder lam weet bij welke ooi het hoort, je vingerprint, gedrag van jongeren. Kortom, verbazing kan onbegrensd zijn. Waarneming, verbazing en verwondering vormen m.i. de basis voor vergroening. Door deze gerichtheid krijg je oog voor de eigenheid van medeschepselen, plant, dier en mens, in hun onderlinge relaties en relaties met de abiotische werkelijkheid (temperatuur, mineralen, gesteentes, bodem etc.). Kortom, een onbegrensde werkelijkheid, die zich uitstrekt over landsgrenzen en culturen.

Het is goed ‘vergroenen’ als werkwoord te zien in het onderwijs, binnen je eigen leven en binnen de VGSW. Het werkwoord geeft een richting aan en duidt op een proces, een activiteit, gericht op een ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden, zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen. Processen en activiteiten gericht op wereldwijd duurzamer samenleven. Vergroenen of werken aan een duurzamere samenleving en leren voor duurzame ontwikkeling. Ik hoop dat het leren zodanig gefaciliteerd wordt dat de student ruimte krijgt waar te nemen, zich te verbazen en te verwonderen als basis voor handelingsbekwaamheid.

Kortom: verwondering is basis voor vergroenen. Maar laten we vooral samen doordenken op welke wijze we als studenten en niet-studenten tot deze verwondering komen en op welke wijze dit bevorderd wordt. Een verwondering en daarmee nieuwsgierigheid om je te verdiepen en te bekwamen en op een ondernemende en vindingrijke wijze mee te werken in de ‘vergroening’.

Mogelijk is het duidelijk geworden dat ik mijn omgeving niet allereerst reductionistisch zie als bron om te exploiteren, maar dat ik pleit voor een holistische benadering, waarbij je als mens of individu een deel van het geheel bent. En … als zelfbewust wezen met het vermogen je te verbazen en nieuwsgierig te zijn als basis voor je handelen en handelingsbekwaamheid, en vanuit eigen verantwoordelijkheid een bijdrage te leveren aan verduurzaming en vergroening.

Ik ben zelf altijd geïnspireerd geweest door het bijbelverhaal, waarin Adam gevraagd wordt de dieren een naam te geven naar hun aard. Hij had geen handboekje van Carl Linnaeus of Charles Lyell bij de hand. Hij werd uitgedaagd te kijken en het wezen te doorgronden. Het wezen, dan wel het zijn. Heb je daar geen oog voor en geen begrip van dan is je doen en laten stuurloos

Literatuur
  • Brundtland, Gro Harlem, 1987. Our Common Future World Commission on Environment and
  • Development. (WCED) (1987). UN Documents http://www.ask-force.org/web/Sustainability/Brundtland-Our-Common-Future-1987-2008.pdf.
  • Frijters, Stan (2016). Education for Sustainable Development. Just do it!.Aeres University of Applied Sciences, Wageningen.
  • Frijters, Stan en Karen Laarveld, 2018. Geerdink, Gerda en Fedor de Beer, Red., In Kennisbasis Lerarenopleiders – Katern 6: Vorming in de lerarenopleidingen. Hoofdstuk 4 Leren voor DuurzameOntwikkeling).
  • Mertineit, Dr. Klaus-Dieter (2013). TVET3 for a Green Economy. Published by GIZ, Deutsche Gesellschaft für Internatrionale Zusammenarbeit (GIZ) GmbH
  • LvDO, Leren voor Duurzame Ontwikkeling (z.d.) Mbo lesmateriaal: Onderzoek naar duurzame ontwikkeling in 8 stappen. https://lvdo.nl/onderwijs/lesmateriaal-mbo/ ; https://lvdo.nl/
  • Woud, Auke van der, 2021. Het landschap De mensen. Nederland 1850 -1940. Prometheus, Amsterdam.

Bekijk ook deze artikelen eens!

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.